12 maart 2018, Ochtendgebed EUG

Wachten is vaak iets heel persoonlijks.
Wachten op de trein, omdat je ergens heen gaat.
Wachten op een afspraak, omdat je met iemand hebt afgesproken.
Wachten op een uitslag, omdat je een examen hebt gedaan, of er een medische test is geweest.

Wachten doe je ook vaak heel persoonlijk.
In stilte, alleen.
In opgewonden spanning met anderen.
Met een knoop in je maag van gezonde verwachting, of van bange gevoelens.
Je zingt om de tijd te overbruggen.
Of je zwijgt.
Vele gedachten cirkelen in je hoofd.
Of er is leegte in je brein, zodat waar je op wacht straks die leegte kan vullen.

Nu in de Veertigdagentijd hebben wij nog twee volle weken tot Palmzondag.
Twee weken van wachten tot de Goede Week.
Twee weken van dat hele persoonlijke wachten.

Heb je een vol hoofd?
Vol van verwachting van het Paasmysterie?

Heb je een knoop in de maag?
Omdat je weet wat er komt in de Goede Week: het lijden, de eenzaamheid?

Zing je om Licht in de duisternis?
Of zwijg je om ruimte te maken voor dat wat komt?

Ik hoor de psalmist en de profeten vandaag Gods lof zingen.
Ik bid met de evangelist Lucas mee dat er een nieuwe dag zal opgaan.

Ik wacht.
Ik waak.
Ik bid.

Ik wacht op de stralen van Licht, die ik straks van achter het Kruis, hoop te zien opgaan.
Heel persoonlijk is mijn wachten.
Want ik wacht op Iemand.
Iemand, waarvan ik geloof dat die ook wacht op mij.

Dus ik wacht, samen met anderen.
Ieder op zijn of haar eigen wijze.
Wij wachten, tot dat Hij komt.