Op Aswoensdag, 26 februari begint de veertigdagentijd met een nieuwe cyclus Inkeer en omkeer.

Waar gaat deze cyclus over?
‘Troost, troost mijn volk!’ Zo begint het tweede boek van Jesaja zijn boek, waar we in de vieringen in de veertigdagentijd uit lezen. God biedt troost aan het volk Israël. Middenin de ballingschap. In deze veertigdagentijd zoeken we die troost voor en in een wereld die leeft in ballingschap. Dat vraagt om inkeer en bezinning voor ons persoonlijk en voor ons als gelovige gemeenschap.

Ballingschap: wat houdt ons gevangen?
Wat is die ballingschap? Op welke manier zijn wij ballingen? Wat houdt ons gevangen? Het zijn persoonlijke en maatschappelijke vragen die aan bod komen, waarin de urgentie om doorklinkt om te keren op wegen die doodlopen.
Het labyrint staat symbool voor het zoeken van die goede weg die naar het leven leidt, te midden van alle dwaalwegen. Heb je het hart van het labyrint bereikt, dan leg je als een ander mens dezelfde weg naar buiten af.

Het labyrint: symbool voor op weg gaan
Het labyrint is de rode draad tijdens de vieringen in de veertigdagentijd, om te beginnen bij Aswoensdag op 26 februari om 19:30 uur. En niet alleen tijdens de vieringen gaan we op zoek naar de weg die bij ons past. Wekelijks is er een activiteit waarbij we op verbale en non-verbale wijze op zoek kunnen gaan naar onze eigen goede weg. De activiteiten vind je terug in de agenda.


De Goede Week: op weg naar het licht
Jesaja spreekt over de lijdende knecht des Heren (Jesaja 53), een voorafschaduwing van de Messias, die radicaal kiest voor geweldloosheid en diepe verbondenheid met hen die lijden. Hoe is die lijdensweg verbonden met troost en hoop? Op welke manier geven wij dat gestalte in ons leven? En hoe vinden wij hier troost in? In de Goede Week banen we ons een weg naar het Licht van Pasen. Dat doen we aan de hand van het evangelie van Markus, die helder en bondig beschrijft hoe Jezus zijn tocht naar Golgotha volbrengt – en daar voorbij.