Thema: Gemor
Voorganger: Jasja Nottelman
Lezing: Exodus 15: 22 t/m 16: 16
Israël is door de rode zee heen getrokken, en is onderweg naar het beloofde land.
Al snel slaat de stemming om. Het beloofde land is ver weg, en in de woestijn is geen water voor handen dat te drinken is. Na anderhalve maand lijkt de tocht eindeloos, is het perspectief en de hoop verdwenen. Zozeer zelfs dat ze terugverlangen naar het slavenhuis van Egypte en hun beklag doen bij Mozes. Op weg gaan, onderweg zijn in de dorheid en de doodsheid van de woestijn, kan een beproeving op zich zijn.
Hoe houdt je zo’n woestijnervaring uit, wanneer elk perspectief lijkt te ontbreken? Welke bronnen kun je dan aanboren, wat houdt je gaande?