VERRADERS

In verschillende periodes van mijn leven heb ik anders naar dit verhaal gekeken, met andere oren gehoord. Vroeger, tot ver in de volwassenheid, was het een verhaal waarvan ik sommige personen diep treurige, nee, intens slechte mensen vond. Allereerst was daar Judas. Erger kon je het toch niet bedenken? Hij wist toch heel erg goed wie Jezus was? Een beter mens zou je je toch niet voor kunnen stellen? Hij was met Jezus opgetrokken, en niet één dag, maar langdurig. Hij had gehoord wat hij al die mensen die naar hem kwamen luisteren, had verteld. En niet alleen had verteld, hij had mensen genezen, een vriend uit de dood opgewekt. Een gehandicapte laten opstaan en lopen. En nog veel meer. Kortom, een beter mens kon je je toch niet voorstellen?

Waarom dan toch? Was hij misschien degene die het hardste had geroepen dat het schandalig was van die vrouw, die Jezus’ voeten met kostbare olie had gezalfd? Was hij zo begaan met de armen dat hij dat verspilling vond? Of had hij zelf geld nodig en kon hij best een extraatje gebruiken. Geld wat de hogepriesters ter beschikking stelden aan degene die Jezus aan hun zou overleveren? We weten het niet. Maar hij was er heel duidelijk over geweest. En, hoe diep kun je zakken: hij zal Jezus aanwijzen door hem te kussen. Een kus, blijk van liefde, zal een blijk van het verraden van een vriend worden.

En dan die Petrus. Haantje de voorste, altijd. Hij zou maar wat graag de belangrijkste van de discipelen zijn. Hij hield echt met zijn ganse hart van zijn meester, vermoedelijk dacht hij zelf dat Jezus hem wel zou aanwijzen. Maar Jezus spreekt hem persoonlijk aan door hem eruit te pikken en hem met name (Simon, Simon) te noemen. Hij hoort iets anders dan wat hij graag zou willen horen: Satan zal jullie opeisen, maar ik heb voor jullie gebeden dat je geloof je niet zal verlaten. Spontane Petrus wil, zo zegt hij, met hem de gevangenis ingaan en zelfs met hem sterven. We weten wat Jezus daarop antwoordt en wat er daarna gebeurt. Simon Petrus heeft grote woorden, maar ze waarmaken, ho maar. In het bovengenoemde bijbelgedeelte wordt het uit de doeken gedaan met boter en suiker.

Vroeger vond ik dat tweetal een paar droeve figuren. Zo ga je niet met je vrienden om. Trouwens in principe ook niet met mensen met wie je minder bevriend bent. Van alles beloven, maar die beloftes nakomen is er niet bij.

Toen ik er in de loop van de jaren meer over ging nadenken, werden mijn gedachten niet alleen milder, maar vroeg ik mezelf eindelijk eens af: ‘Zou ik zoveel beter zijn geweest?’ Ach, zoals Judas zou ik vast niet gehandeld hebben. Denk ik. Om geld je beste vriend verraden? Maar wat weet ik eigenlijk af van wat de beweegredenen zijn geweest van Judas. Was hij erg arm en kon hij die zilverlingen maar al te goed gebruiken? Of was hij één van de discipelen die zo gehoopt hadden dat Jezus de bevrijder zou zijn geweest die de Romeinen uit Israel verjaagd zou hebben. Jezus, de grote bevrijder. Niet in een verre toekomst, maar in het hier en nu? Maar niks daarvan. Alleen maar mooie praatjes, maar een grote bevrijder kon je hem bepaald niet noemen.

Petrus, inderdaad vaak haantje de voorste. Durfal toch ook wel. Was hij niet degene die, toen ze in de loeiende storm in hun vissersbootje zaten, Jezus zag aankomen, en spontaan, als dappere held, overboord sprong? Niet denkend aan de gevolgen. Gelukkig liep het goed af, want hij verdronk niet.

Maar ja, daar temidden van allemaal onbekenden, zich warmend bij een vuurtje, zijn daar ineens drie vreemde mensen die vermoedelijk bij de Romeinen horen. Die hem achtereenvolgens herkennen als iemand die bij de gevangengenomen Galileeër hoort. Dan is het ineens wel een held op sokken geworden. Petrus, hoe diep kan een mens vallen!? Toch? En Judas? Wat triest.

Op een bepaald moment las ik het verhaal nog eens. Er ging me een heel groot licht op. Zolang ik het verhaal bleef lezen als een verhaaltje in een ver verleden, kon ik dat allemaal blijven denken. Stomme, valse, gemene lafbekken. Maar… hoe zou ik reageren wanneer ik oud genoeg was geweest in de Tweede Wereldoorlog (In 1945 was ik negen jaar) om te weten wat er allemaal aan de hand was?

Stel dat we joodse buren hadden gehad. Of andere buren zaten bij het verzet. Ik wist van het eerste. Of van het tweede. De Duitsers hadden gehoord dat ik goed op de hoogte was waar ze ondergedoken zaten. Ik zou worden opgepakt en in de gevangenis gezet worden. Om te beginnen met het minst erge. Maar dan werd ik gemarteld. Toen ….

Ik ga niet verder. Hoef dat ook niet te doen. Ik hoop heel erg dat ik zo dapper zou zijn geweest als mensen die met gevaar voor hun eigen leven (die het trouwens echt vaak met de dood hebben moeten bekopen) stand hebben gehouden. Maar ik ben geen held, heel wat eerder een held op sokken. Wie ben ik dan om over Judas en Petrus, zoals ze in bijbelverhalen worden getekend, te oordelen. Laat staan te veroordelen? Hopelijk zijn er mensen om me heen die me helpen om de goede beslissingen te nemen. Die wens ik ons allemaal toe.

Wil Kamminga

Giotto ca. 1267 – 1337: De kus van Judas
fresco (200 × 185 cm) — 1304-06
Museum Cappella degli Scrovegni (Arenakapel), Padua