Ergens midden in de opmaat naar het Kerstverhaal vinden we een jonge vrouw.
We hebben de profeten gehoord.
We hebben vernomen dat er een gezalfde Gods zal komen.
We leven met de hoop en de verwachting en op een scharniermoment
vinden we een jonge vrouw.

Er opent zich iets:
een deur,
een hart,
een schoot.

Die jonge vrouw, die doodgewone bijzondere jonge vrouw,
opent zich.
Zij opent zich in volle kracht,
voor de hoop en de verwachting
van dat wat de profeten hebben gezegd.
Voor wat er leeft in haar hart.
Voor een Woord waar je op vertrouwt,
voor de Geest die leven schenkt.

Iedere dag bidden mensen het Getijdengebed.
In kloosters, thuis, online.
Dat begint met: Heer, open mijn lippen, en mijn mond zal Uw lof verkondigen.

De jonge vrouw opent voorzichtig haar lippen,
ze staat op het punt om op haar manier Gods lof te verkondigen.
Deze doodgewone, bijzondere vrouw.

tekst: Johanneke Bosman
afbeelding: Verkondiging aan Maria, Beate Heinen, 1987