Barmhartigheid is een woord wat we kennen uit de Schrift.
Of uit ouderwets taalgebruik.
Het is een woord als nederigheid.
Als compassie.
Als ‘het geschiedde in die dagen’.
Het is een prachtig woord,
het woord ‘hart’ zit er in
en ‘barm’ klinkt als ‘warm’.
Warmhartigheid, zou je dan kunnen horen.
Dat is mooi!
Daar kunnen we wel wat van voelen en begrijpen
als we het horen voorlezen.
Toch is het vaak een ‘ver van mijn bed’ woord.
Wanner gebruik je het woord in het dagelijks taalverkeer?
En als je het woord al bijna niet gebruikt,
hoe zit het dan met het doen?
Doen we dat nog wel eens, dat barmhartig zijn?
We hebben in de Schrift, in het verhaal van de barmhartige Samaritaan
een voorbeeld gekregen wat het zou kunnen inhouden.
En wie omschrijft zichzelf nu niet als warmhartig?
Dat barmhartig een werkwoord is,
dat het de leer van Jezus in praktijk brengen is,
dat het God een gezicht en handen geven is,
dat is minder dagelijkse kost.
Als we kijken naar de afbeelding,
kunnen we nadenken over dat woord wat gaat over het hart.
Niet als ouderwets relikwie-woord uit een taal die wij niet meer spreken of verstaan.
Maar als een dagelijks werkwoord waar we van kunnen en mogen leren:
Barmhartigheid = liefhebben in het dagelijks leven.
Wie kan ik vandaag zien zoals hij/zij is?
Raak ik bewogen? En waarvan dan?
Durf ik, kan ik, vanuit het hart,
en het werkwoord ‘barmhartigheid’ in beweging komen?
Wie ben ik in de afbeelding?
Een van de figuren op de weg?
De mens die hulp nodig heeft?
De mens die warmhartig is?
De ezel?
Een schoot van ontferming
is onze God.
Hij heeft ons gezocht en gezien,
zoals de opgaande zon
aan de hemel.
Zij is ons verschenen,
toen wij in duisternis waren
in schaduw van dood.
Hij richt onze voeten
op de weg van de vrede.
(H. Oosterhuis)
Johanneke Bosman
Afbeelding: De barmhartige Samaritaan
Matthieu Wiegman (1886-1971)
Privécollectie