EEUWIG

Zo moet het zijn; het zoete zingen
van God, heel zacht door alles heen,
een teder zonlicht op de dingen
die goed zijn, dood zijn en gemeen.

De nachten deden mij vergeten
dat alles droom is, en geen waan;
het eindeloos en fluisterend weten
der storm tot steunen ondergaan.

Maar ’s morgens, als de wolken braken,
de lauwe, zachte lentewind,
een vrede, nimmer te genaken
en inniger dan ooit bemind,

dan was het weer nooit weg geleken
zoals een vriend stil weferkeert,
zijn plicht kent en niet hoeft te spreken,
en zonlicht langs de wanden scheert.

Leo Vroman
Gedichten
Vroegere en latere