Voorganger: Kees van der Zwaard
Thema: Labyrint
Lezing: Psalm 119 (verschillende strofes)
Psalm 119 is een literair meesterwerk dat 22 strofen telt. Evenveel als er letters zijn in het Hebreeuwse alfabet. Elke strofe van de psalm bestaat uit acht regels. In de eerste strofe beginnen alle acht regels met de letter A, in de tweede strofe met de letter B, enzovoort, 22 strofen lang. Bijna onvertaalbaar. In de Naardense Bijbel is dat toch gelukt.
Er ook nog zijn acht sleutelwoorden die in (bijna) alle 22 strofen worden gebruikt: Het zijn deze woorden: wet, belofte, woord, verbondseis, gebod, opdracht, getuigenis en rechtsorde. Dat is in de Naardense Bijbel wat minder duidelijk. Het zijn allemaal woorden die te maken hebben met het leefpatroon van Gods gemeenschap. Psalm 119 speelt een heilig spel met zoeken en vinden, met de weg volgen en de weg kwijt zijn, met weten waar je naar toe gaat en verdwalen, met God voor ogen en God uit beeld. En als je bij de Z bent, kunt je weer terug naar de A en de weg opnieuw afleggen.
Zo is de psalm een levensweg met de structuur van een labyrint. Je begint aan de buitenkant en nadert het midden, maar dan wijkt je weg af en verdwijnt het midden uit beeld. Het vergt moed om je weg te vervolgen in het vertrouwen dat je ooit in het midden komt. Het gaat niet zo snel als je wilt. Het is niet de kortste weg. Sterker, als je het hele labyrint loopt ben je overal geweest, heb je alle hoeken van het leven gezien. Je hebt het midden bijna kunnen aanraken en je hebt er met je rug naar toegestaan. Al die ervaringen horen bij je reis. Maar altijd is er die kracht in het midden die trekt, die je uitnodigt en die je soms ook afstoot. Dan wil je niet meer verder. Totdat je leven weer een wending maakt en je toch op de weg blijkt te zijn naar het midden.
Hoe gaan wij onze kronkel-levensweg? Hoe verhouden wij ons tot dat midden. Wat is dat midden dan? En op welke manier is de terugweg anders dan de heenweg?