De componist schrijft er zelf bij, met enige zelfspot: “Een andere Fantasia, voor wie niet gediend is van lange fantasieën”. Blijkbaar vond hij zijn eerste variatie, een Fantasia van dik tien minuten, wat aan de lange kant…

Aanhef

Van heuvel tot heuvel gaat een schalmeien—
een heldere inzet, een dagbegin;
van heuvel tot heuvel gaat een schalmeien,
bergen en hemel sluiten het in.

Zwelt er een tegenroep in de valleien?

Donkerte huist in het dal daar beneden;
schaduwen—tussen de wanden der bomen
ritselt het water, een prevelend stromen;
vochtiger klank in het dal daar beneden.

IJl is de morgen en fonk’lend de landen;
schuivende bundels van licht, dat gaat breken
trekken voorbij, tot hun vluchtende randen
glijdend in ’t nevelig dal zijn ontweken.

Zwerft daar een weerglans in donkerder streken?

Wereld, gevat in dit zuivere dagen,
wisselspel over de glooiende landen,
lokt gij de sluim’rende fluit in mijn handen?

Zal ik het vinden, dit prille beginnen,
stijgende inzet, waarbinnen zich even
in een bewegend schakeren, een zweven,
lichtend verraadt, wat ik spelend zal winnen?

Los uit de donkere oorsprong, geheven,
vormt zich de toon—in een tint’ling een beven
slaat het tot melodie, wordt het tot leven,–
vrij naar het licht van de heldere morgen.

Stralende aanhef, wat houdt ge geborgen?

Ida Gerhardt
Verzamelde gedichten, pagina 15