Vandaag (3 november) vieren we Allerzielen in de Janskerk van groot tot klein, preciezer gezegd van 0-100 en alles wat daarom heen valt. Elke 4 tot 6 weken is er een speciale viering voor de allerkleinsten onder ons van 0-4 jaar. Deze “Kerk op schoot vieringen” worden voorbereid door Elise en een aantal ouders uit de kerk. De “kindjeskerk”, zoals onze dochter dat noemt. Met een eigen liturgie, die zoveel mogelijk aansluit bij die in de grote mensenkerk.
Vooraf kunnen de kinderen met elkaar spelen en drinken de ouders samen koffie of thee.
We beginnen met het aansteken van de kaars; het licht van God in ons midden. We zitten er met zijn allen in een kring omheen op de grond. Voor de veiligheid wordt de kaars even later wel even weggezet… Daarna wordt elk kind om de beurt persoonlijk welkom geheten met een vast lied. Zo klinkt in onze kring even ieders naam. Voor veel van de kleintjes is dit soms een spannend moment als je zo opeens even in de belangstelling staat.
Elise vertelt dat we vandaag denken aan alle mensen die zijn dood gegaan en vraagt wie ook iemand kent. Sommige kinderen noemen een opa of oma. Twee kinderen vertellen over een dood vogeltje, dat ze hebben gezien. Een jongetje zegt; “die ligt nu in de klikobak”. Inderdaad, dat is ook een vorm van begraven. “Wat is dat dood?”vraagt een jongetje? “Dat is als je gaat slapen en nooit meer wakker wordt”. Elise leest voor uit de Kijkbijbel en laat ons het verhaal zien van Jezus die dood was en van de tuinman en het lege graf met de engel. Ze heeft een graf meegenomen, dat haar kinderen hebben gebouwd van Duplo. We stoppen er “Jezus” in. Dan vertelt Maaike, een van de ouders, dat iemand die dood gaat, koud voelt. Dat dood ook koud kan zijn. Dat mensen dan verdrietig zijn en moeten huilen. Met elkaar voelen we ijsblokjes en die voelen inderdaad koud en hard.
Sommige kinderen hebben vandaag wat meegenomen van iemand die dood is. Ze vertellen over een opa of over een peetoom. Een meisje heeft haar naam van oma gekregen, naar wie zij is vernoemd. Dan is het moment dat elk kind een kaarsje krijgt; een elektrisch lichtje. We steken de lichtjes aan en vragen eerst voor wie de kinderen een kaarsje willen aansteken. We plaatsen de grote kaars weer in het midden en de kinderen zetten er hun lichtjes omheen. En zo klinken de namen van opa’s, oma’s en andere geliefden.
Dan volgt het delen. We zamelen met elkaar onze gaven in. Vandaag zijn er stukjes brood, crackers, rozijntjes en partjes appel en mandarijn. Bij Kerk op schoot is er altijd in overvloed. De kinderen delen zelf rond en dat is smullen. Voor het eerst zamelen we vandaag ook geld in; elk kind geeft zijn eigen centje.
Als we bij de voorbeden zijn, bidden we opnieuw voor de mensen en opa’s en oma’s die dood zijn of in het ziekenhuis liggen. Een meisje noemt haar oma, waar ze gisteren op bezoek is geweest en waar het altijd zo gezellig is. “Dank God, dat jij ons vasthoudt”, klinkt het na ieder gebed.
We zingen ons slotlied “Ubi caritas” en gaan met die zegen de week weer in. Sommige ouders gaan hierna met hun kinderen naar huis. Andere ouders wachten op het moment dat we een seintje krijgen om in de grote mensen kring aan te sluiten. Dit kan soms even duren en dan is het zover. Even later vieren groot en klein in een kring van zielen deze bijzondere dag.
Francine: namens Kerk op schoot