Thema: Icoon of Idool
Voorganger: Elise Rommens – Woertman
Lezing: Exodus 21: 1 – 6 en Johannes 12: 44 – 50
Bij het woord icoon hebben we vrijwel meteen een beeld voor ogen van een religieuze kunstvorm die verweven is met de oosters Orthodoxe kerken. We zien de goudomrande afbeeldingen van Christus, de Moeder Gods, de heiligen en apostelen voor ons. In een kerk, met kaarsje en de geur van wierook en iets van een mystieke sfeer die er dan hangt.
Toch is dat niet de enige betekenis die aan het woord icoon kleeft. We spreken van mode- of stijliconen, we hebben het over mensen die een icoon zijn van de strijd voor vrijheid of vrede, we hebben het over popiconen als Prince of Lady Gaga. Ook noemen we Sean Connery een icoon van de Bondfilms en heeft iedereen wel een sporter, muzikant of filmster die hij/zij een icoon van die wereld vindt. Vroeger hingen er kamers vol met posters van die ‘grootheden’, nu zijn de telefoons vol met linkjes en like-jes rond deze mensen. Zijn die mensen die we een ‘icoon’ noemen ook echt een ‘afbeelding waar Licht door heen straalt’? Of zijn het idolen, die net als ‘gewone’ mensen goede en minder goede dingen doen?
Hoe gaan wij om met de verheerlijking van deze idolen, met deze iconische mensen?
We noemen sommige mensen, niet alleen iconisch, maar soms ook heilig. Denk aan Gandhi, of Moeder Theresa. Schijnen zij dan Licht door? In Exodus horen er dat er geen afgodsbeelden gemaakt morgen worden, en bij Johannes horen we Jezus zeggen dat we op Hem gericht moeten zijn. Wat moeten we dan met die moderne ‘iconen’?