Tijd na Pasen, 11 april – 16 mei 2021
‘Jij bent niet die wij dachten’
door Kees van der Zwaard
Inleiding
Elke keer als we in onze gemeente – ‘lichaam van Christus’ – brood breken, klinken de woorden: ‘dit is mijn lichaam’. Het lichaam ‘dat voor u gebroken is’ refereert aan Jezus als een mens, die heeft geleden, pijn gevoeld, angst gekend, bloed en tranen gezweet. Na zijn opstanding draagt hij littekens, eet brood en gebakken vis. Kortom: onze geloofstaal is nogal fysiek.
Toch hebben we in de kerk een ambivalente verhouding tot het lijf. Lichaam en ziel zijn zorgvuldig uit elkaar gehaald. De fysieke geloofstaal is metaforisch onschadelijk. gemaakt. Het lichaam van Christus is keurig aangekleed met beeldspraak. Het vlees is weer woord geworden.
Deze scheiding tussen lichaam en ziel is niet alleen de schuld van het christendom. Kerkvaders borduurden voort op de (neo-)platoonse scheiding van lichaam en ziel.
Onder die scheiding borrelt een algemene angst voor onze fysieke oerkracht. Die angst is niet geheel ten onrechte. Verslaving aan geweld, seks of andere fysieke sensaties kan mensen vernietigen en/of vernietigend maken.
Daarom zijn lichaam en ziel radicaal uit elkaar gehaald en ook nog eens gekoppeld aan kwaad en goed. Lichaam en ziel werden beest en geest.
Deze scheiding is niet zonder consequenties gebleven. Zeker niet omdat er ook nog een verband werd gelegd met vrouwelijk en mannelijk. Tel daar de rationaliteit van de Verlichting bij op en er ontstaat een cultuur waarin het lichaam verdacht en eng is, seksualiteit gevaarlijk, aanraken spannend. Kortom: een cultuur waarin intimiteit ver te zoeken is. Het veiligst is het nog om ons lichaam te temmen tot instrument, tot productiemiddel. Ons lijf moet het ‘doen’. Zo niet dan gaan we naar de dokter om ‘het’ te laten repareren.
Bart Moeyaert schrijft in Vlees is het mooiste: ‘Echt vriendelijk is de wereld nooit geweest voor lichamen. Als ze beantwoorden aan een norm – jong, strak, fris – worden ze in de armen gesloten. Het beeld dat we van het ideale lichaam krijgen is al eeuwenlang vertekend.’
Hij citeert Bert Schierbeek: ‘in elk leven / is wel iets dat / nooit meer goed komt / een hamerteen / b.v.’
En vervolgt: Van kindsbeen af moeten we zien te achterhalen of we in staat zijn om bevriend te raken met onszelf, en ondertussen moeten we een plek in de wereld zoeken.’ (p.8)
In deze cyclus willen we die vriendschap met ons lijf ook nog zoeken in de kerk. Voordat we aan het vieren van die vriendschap toekomen, zullen we een aantal van die oude, bestaande beelden kritisch moeten onderzoeken. Ze ontdoen van alle bedekking, die er in de loop van de tijd overheen gegooid. Kortom: ze ontkleden en er ons in de naaktheid van hun bestaan weer iets van aantrekken. Ongetwijfeld komen we dan onze eigen schaamte tegen en onze krakkemikkigheid. Maar hopelijk ook het plezier en de schoonheid die daar in en onder schuilgaat.
En het werkt ook andersom. Door de vriendschap met ons lijf vorm te geven en te vieren, kunnen we in verzet komen tegen de oude bestaande beelden. We kunnen ontdekken dat de dynamiek tussen God en mens voelbaar is in beweging en spel. Ook dan zullen we onze schaamte en krakkemikkigheid tegenkomen, maar dan hopelijk in een bedding van mildheid en geraaktheid.
Op deze manier kunnen we weer contact krijgen met ons lijf als kennisbron. Ons lichaam is ons oudste geheugen. Voordat we ook maar één woord verstaan of spreken, zijn er onnoemlijk veel ervaringen in ons lijf opgeslagen, zowel van geborgenheid als van eenzaamheid. Daarmee is ons lijf een bron van kennis, die ons veel te vertellen heeft. Groot voordeel: ons lichaam liegt niet. Met ons hoofd kunnen we onszelf voor de gek houden, maar ons lichaam “denkt” daar anders over. Over pijn, over kramp, over spanning. En ook over blijdschap en ontspanning. Ons lijf weet wanneer we de vrede hebben gevonden. Of de vrede ons.
Daarmee kom ik tenslotte bij een pleidooi om in de vieringen te zoeken naar fysieke vormen van liturgie. Natuurlijk, zingen is lijfelijk, dus laten we zingen! Maar er kan meer: doe iets met ademen, bid het onze Vader in gebarentaal (dat hebben we met Pasen geleerd), maak ruimte voor dans, voor verbeelding, beweeg in processie, vier op de tast, neem tijd om te proeven…
En Corona dan? Een processie door de kerk wordt moeilijk, maar zelfs vanachter ons scherm kunnen we opstaan, bewegen, tasten, proeven…