Meditatie bij ochtendgebed Janskerk
Maandag 5 maart 2018
M.C. Hansen-Couturier
Tekst: Deut. 7, 6b.8-9

Het zijn maar weinig regels die we net uit het Bijbelboek Deuteronomium hoorden. Een paar regels maar… maar er staat een boel in.

God is: … liefhebbend… sterk… Verlosser… trouw… de God van het verbond… barmhartig. Dat is nogal wat! 

En wie heel scherp gekeken heeft (zo vroeg op de ochtend…), heeft gezien dat we écht een klein stuk tekst gelezen hebben. Het rooster uit de traditie die we vanmorgen volgen, schrijft voor: vers 6b, en vers 8-9. 

Nieuwsgierig als ik ben, ging ik in mijn voorbereiding meteen even kijken wat er dan in vers 7 staat, dat ‘er tussen uit geknipt’ is. Daar staat: “Het is niet omdat u talrijker was dan de andere volken dat hij u lief kreeg en ​uitkoos​ – u was het kleinste van allemaal!” 
En dan gaat het in vers 8 verder met, “Omdat God u liefhad…”

Het was juist dat ‘stille’ vers, het vers dat we niet lazen, dat me raakte. 
Juist nu, juist in de Veertigdagentijd, al drie weken onderweg naar Pasen.
God koos niet voor het volk Israël omdat het zo groot en zo geweldig was, maar ‘gewoon’, omdat de EEUWIGE het liefhad.
Dit vers, deze verzen zeggen mij: het gaat niet om verdienste, het gaat niet om wat je allemaal oh-zo-geweldig kunt, hoe goed of groot en sterk je bent.

Dat bevrijdt. Het bevrijdt van het al-maar moeten, van alles onder controle willen houden, het bevrijdt van steeds maar zo druk-druk-druk.
Dat betekent ook: durven loslaten. Loslaten, zodat er ruimte ontstaat. Adem-ruimte, ruimte waar het licht kan komen.

Ruimte voor verbinding met jezelf, met de ander, met God.

Om die bevrijding, om die ruimte bid ik deze Veertigdagentijd, met een gebed dat ik graag met jullie deel:

God, leer me verliezen. 

Dat ik niet krampachtig vasthoud, 

Maar vertrouwen heb

dat wat me gegeven wordt

steeds weer op nieuwe manieren in mijn handen gelegd wordt. 

Ook als er dingen veranderen.

Amen: dat het zo mag worden.